-
1 zijn ondergang tegemoet gaan
-
2 zijn ondergang tegemoet gaan
zijn ondergang tegemoet gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn ondergang tegemoet gaan
-
3 zijn ondergang tegemoet gaan
v. ride for a fall -
4 tegemoet
1 〈zie voorbeelden 1〉♦voorbeelden:zijn ondergang tegemoet gaan • be heading for disastereen drukke tijd tegemoet gaan • be in for a busy timebetere tijden tegemoet gaan • enter upon better timeseen tijd van grote onzekerheid tegemoet gaan • have a period of great insecurity ahead of oneiemand tegemoet gaan/komen/lopen • (go to) meet someone, go/come/walk towards someone〈 figuurlijk〉 bereid zijn in de kosten tegemoet te komen • be prepared to bear part of the cost(s)/expensezijn kinderen kwamen hem al tegemoet • he was met by his childreniets tegemoet zien • await/face something, look forward to something〈 figuurlijk〉 iets met bezorgdheid tegemoet zien • await something with apprehension/misgivings -
5 ondergang
♦voorbeelden:zijn ondergang tegemoet gaan • courir à sa perte -
6 fall
n. buiteling; afgang, val; ineenstorting; lawine; herfst; waterval; verleiding; afdaling; (gedurende aanval) landing van elke raket (geworpen gedurende het conflict tussen Israël en de Hizbollah in juli-augustus 2006)--------v. vallen; dalen; verminderen; omkeren, dichtbij komen; ruimte makenfall1[ fo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ride for a fall • zijn ondergang tegemoet gaanthe Fall (of man) • de zondeval————————fall21 vallen ⇒ om/neervallen, invallen 〈 van duisternis〉; afnemen, dalen 〈 van prijzen, barometer, stem〉; aflopen, afhellen 〈 van land〉2 ten onder gaan ⇒ vallen; sneuvelen; ingenomen worden 〈 van stad, fort〉; zijn (hoge) positie verliezen; 〈 religie〉 zondigen, onteerd worden 〈 van vrouw〉6 raken♦voorbeelden:fall to pieces • in stukken/kapot vallen 〈 ook figuurlijk〉fall on one's sword • zich op zijn zwaard stortenit fell on my way • het kwam op mijn padthe wind fell • de wind nam af, ging liggen〈 informeel〉 fall about (laughing/with laughter) • omrollen/omvallen (van het lachen)something to fall back on • iets om op terug te vallenfall over • omvallen〈 informeel〉 fall over backwards • zich uitsloven, zich in allerlei bochten wringenfall through • mislukkenthe town fell to the enemy • de stad viel in handen van de vijandfall for • zich laten overtuigen door, erin trappen; vallen op, verliefd worden opit fell to me to put the question • het was aan mij de vraag te stellenfall from grace • uit de gratie rakenNick's name fell • Nicks naam viel/werd genoemdfall asleep • in slaap vallenfall flat • niet inslaan, mislukkenfall short (of) • tekortschieten (voor), niet voldoen (aan)fall in love (with) • verliefd worden (op)→ fall away fall away/, fall down fall down/, fall in fall in/, fall into fall into/, fall in with fall in with/, fall off fall off/, fall out fall out/, fall to fall to/, let let/1 worden♦voorbeelden:fall silent • stil worden/vallen -
7 perte
perte [pert]〈v.〉4 verlies ⇒ daling, terugval♦voorbeelden:perte de connaissance • flauwte, bewusteloosheiddes pertes civiles • slachtoffers onder de burgerbevolkingfaire subir une perte à qn. • iemand flink benadelenvendre à perte • met verlies verkopenà perte de vue • zover het oog reiktraisonner à perte de vue • tot in het oneindige doorredenerenperte en argent • schadepostcourir, aller à sa perte • zijn ondergang tegemoet gaan4 〈 vliegtuig〉 être en perte de vitesse • terugvallen (in snelheid); 〈 figuurlijk〉achterop raken, achterblijvenpertes séminales • nachtelijke zaadlozingavoir des pertes • vloeiensans perte ni fracas • zonder verlies, schade1. f1) verlies2) ondergang3) verspilling4) daling, terugval2. pertesf plvochtverlies, vloeiing -
8 ruine
ruine [rŵien]〈v.〉♦voorbeelden:s'en aller, tomber en ruine • instortencette auto c'est une ruine • die auto is een rib uit mijn lijfcourir à sa ruine • zijn ondergang tegemoet gaan1. f1) wrak2) verval3) ondergang2. ruinesf pl -
9 marcher
marcher [maarsĵee]〈 werkwoord〉1 lopen ⇒ te voet gaan, wandelen2 functioneren ⇒ werken, lopen3 zich voortbewegen ⇒ voortgaan, rijden4 oprukken ⇒ optrekken, marcheren6 erin lopen ⇒ erin trappen, slikken♦voorbeelden:marcher avec qn. • met iemand in zee gaanmarcher sans but, à l'aventure • doelloos rondlopenmarcher sur qn. • over iemand heen walsen, over lijken gaancela fait marcher le commerce • dat is goed voor de handelmarcher au combat • ten strijde trekkenmarcher sur une ville • optrekken naar een stad5 faire marcher qn. • iemand commanderen, laten doen wat men wilje ne marche pas dans cette combine • ik doe niet mee met dat zaakjeje ne marche pas • ik vertik het6 faire marcher qn. • iemand voor de gek houden, erin laten lopenil ne marche pas, il court! • hij trapt er helemaal inv1) lopen, wandelen2) functioneren, werken3) voortgaan, rijden4) oprukken5) meedoen6) erin trappen -
10 catastrophe
catastrophe [kaataastrof]〈v.〉1 ramp ⇒ onheil, (ernstig) ongeluk2 ellende ⇒ iets vervelends, ramp♦voorbeelden:catastrophe écologique • milieurampcatastrophe nucléaire • kernrampcourir à la catastrophe • zijn ondergang tegemoet gaanen catastrophe • overhaast, in allerijlatterrir en catastrophe • een noodlanding makencatastrophe! j'ai oublié ma clé! • wat een ramp! ik heb mijn sleutel vergeten!fcatastrofe, ramp -
11 ride for a fall
-
12 courir, aller à sa perte
courir, aller à sa perteDictionnaire français-néerlandais > courir, aller à sa perte
-
13 courir à la catastrophe
courir à la catastrophe -
14 courir à sa ruine
courir à sa ruine -
15 marcher à sa perte
marcher à sa perte -
16 mort
〈m., v.〉♦voorbeelden:————————mort2 [mor, mort]〈v.〉1 dood ⇒ (het) overlijden, (het) sterven♦voorbeelden:mort aux rats • rattengifmort absolue, définitive • hersendoodmort accidentelle • dood door ongevalmort apparente • schijndoodmourir de sa belle mort • een natuurlijke dood stervenpâle comme la mort • lijkbleekmort volontaire • zelfmoordarracher qn. à la mort • iemand van de dood reddencondamner à mort • ter dood veroordelencourir à la mort • zijn dood tegemoet gaandonner la mort • dodense donner la mort • zich van het leven berovenêtre à la mort • op sterven liggenmettre à mort • ter dood brengenvoir la mort de près • oog in oog met de dood staanfrappé à mort • dodelijk getroffenêtre brouillés à mort • elkaar een dodelijke haat toedragenen vouloir à mort à qn. • iemand iets ontzettend kwalijk nementravailler à mort • zich doodwerkenà mort! • weg met hem!combat à mort • strijd op leven en dood〈 spreekwoord〉 après la mort, le médecin • als het kalf verdronken is, dempt men de put, dat is mosterd na de maaltijdsouffrir mille morts • duizend doden sterven→ vie————————mort3 [mor]1 dood ⇒ gestorven, overleden2 zonder leven ⇒ dor, uitgestorven♦voorbeelden:c'est un homme mort • hij is ten dode opgeschrevenle passé est mort pour moi • het verleden bestaat niet meer voor mijmort et bien mort • zo dood als een piermort en apparence • schijndoodyeux morts • uitgebluste ogenêtre comme mort, à moitié mort • meer dood dan levend zijntomber raide mort • morsdood neervallenplus mort que vif • meer dood dan levend1. m/f1) dode, overledene2) blinde [kaarten]2. f1) dood, (het) overlijden2) ondergang, einde3. adj1) dood2) uitgestorven, dor3) naar de maan
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский